Ontdek alles over de historie van de Zuiderkrib

  • 01. Film
    Onze eigen boerin Heidi vertelt hoe de Zuiderkrib is ontstaan. Over de leidammen en hun functie. Wat de functie van Oud Kraggenburg was en hoe de historie nu op een ludieke manier verweven is met de huidige plek.  Bekijk het filmpje en lees daarna nog meer over de historie van de Zuiderkrib.
  • 02. Historie van de Zuiderkrib
    Daar sta je dan, bovenaan de Zwartemeerdijk. Voor je ligt het Zwartemeer, met aan de horizon het Vogeleiland. Wie goed kijkt, ziet twee stenen lijnen boven het water uitsteken: ‘de spreekstoel’. Het is de voormalige strekdam, behorend bij Oud Kraggenburg.

    Draai je om, en je kijkt uit over het Nieuwe Land, met velden vol aardappelen, Luzerne, uien en mais. Links van het pad, een lichte glooiing in het landschap, ook hier laat de strekdam zich nog gelden. Rechts van het pad ligt het land wat lager.

    Aan de overkant van de Zwartemeerweg, naast de monumentale arbeiderswoningen, was vroeger het Zwolsche Diep. Een beruchte plek, vooral wanneer de stormwind tekeerging. Wolkenstoeten zie je van ver aankomen, zonsopkomst en -ondergang zijn indrukwekkend, de nachten aardedonker, en de sterrenhemel kraakhelder. Zo moeten ook de schippers van toen het beleefd hebben; de donkere nachten, de woelige wateren. Menig schip liep hier vast op ondiepten in de Zuiderzee. Het is een voorrecht op deze plek te mogen wonen. Het nieuwe, oude land vertelt nog altijd een boeiend verhaal.
  • 03. Zwolle + Zwarte Water
    Het Zwarte Water is voor Zwolle, Hasselt, Zwartsluis en Genemuiden eeuwenlang de belangrijkste scheepvaartverbinding met de Zuiderzee. Kampen had via de IJssel direct toegang tot de Zuiderzee, en dus de wijde wereld, Zwolle bezat dat voorrecht niet. In het midden van de 19e eeuw had Zwolle grootse plannen. De stad wilde uitgroeien tot het centrum van Noord-Nederland. Over een spoorwegknooppunt werd in die dagen nog niet gesproken. Zwolle diende een knooppunt van waterwegen te worden. Het Zwarte Water speelde hierbij een belangrijke rol. Het maakte ook verbindingen mogelijk met de Overijsselse Vecht, de Dedemsvaart, het Meppelerdiep en de Arembergergracht, en via de Zuiderzee met steden als Amsterdam, Rotterdam en Harlingen.

    Het probleem met het Zwarte Water was verzanding, het bracht de bevaarbaarheid van de rivier zo af en toe in grote moeilijkheden. Om aan dit probleem een einde te maken, schreef de ‘Overijsselse Vereniging Tot Ontwikkeling Van De Provinciale Waterstaat’, een prijsvraag uit, met als doel: de verbetering van de scheepvaartroute van Zwolle naar de Zuiderzee.
  • 04. Kraggenburg
    Hiermee gaat de geschiedenis van Kraggenburg van start. We mogen met gerust hart stellen dat die in Zwolle begint. Het klinkt misschien eigenaardig, maar toen de eerste bewoners zich in 1949 in het dorp vestigden, bestond Kraggenburg al meer dan 100 jaar.

    Eind december 1848 vestigde Hendrik Willem Winkel zich met vrouw en kinderen in de lichtwachterswoning op het kunstmatig aangelegde eilandje bij vluchthaven Kraggenburg.Het was gelegen aan het eind van twee strekdammen, de Noorder- en Zuiderleidam, die de verzanding van het Zwarte Water dienden tegen te gaan.

    Terug naar de eerdergenoemde prijsvraag: er kwam slechts één reactie binnen, die van de 28-jarige Benjamin Pieter Gesienus van Diggelen, ingenieur bij Rijkswaterstaat. Hij stelde voor twee leidammen aan te leggen in het Zwolse Diep, vanaf de monding van het Zwarte Water, zes kilometer de Zuiderzee in. Aan het eind van de leidammen was een ruime vluchthaven gepland, geschikt voor ongeveer zeventig schepen, met daarbij een terp met daarop een lichtwachterswoning.

    Over het ontstaan van de naam Kraggenburg bestaat een aardige anekdote. Het verhaal wil dat een schipper of schippersknecht, Jacob Bruintjes, luid schreeuwend op de aangevoerde kraggen rondsprong: ‘de kraggenburcht, de kraggenburcht’. Of het waar is valt te betwijfelen, in de stukken is er niets over terug te vinden. In Kraggenburg herinnert de Jacob Bruintjesstraat aan dit verhaal
  • 05. De Leidammen
    Het plan werd van alle kanten onder het vergrootglas gelegd, en tenslotte goedgekeurd. Het karwei kon beginnen. Streep door de rekening was, dat de Rijksoverheid niet bereid was in het plan te investeren. Er werd een particuliere maatschappij opgericht: ‘De Naamloze Maatschappij Ter Verbetering Van Den Handelsweg Over Het Zwolse Diep’. Een hele mond vol. Directeur van die maatschappij? Precies: plannenmaker Ir. Benjamin Pieter, Gesienus van Diggelen. Hij kreeg later meer bekendheid door zijn plan ‘tot droogmaking van de Zuiderzee’ (1849). In Emmeloord is een straatnaam naar van Diggelen genoemd.

    Voor de aanleg van de leidammen werden ‘kraggen’ gebruikt, drijvende stroken verstrengeld moerasmateriaal. Voor een spotprijs te koop in Wanneperveen, Dwarsgracht en Giethoorn De kraggen werden ter plekke los gestoken, aan elkaar gebonden en als lange sleep over water vervoerd. Via de Arembergergracht naar Zwartsluis, en vandaar over het Zwarte Water naar het Zwolse Diep.

    De nieuwe techniek werkte tijd- en kostenbesparend. Van Diggelen stelde voor om de bespaarde centen te gebruiken voor de bouw van een woning voor de havenmeester, en een beschutte haven voor zo’n 70 schepen. Het zou de concurrentiepositie van Zwolle ten opzichte van Kampen versterken.
    Door de aanleg van de leidammen, was het niet langer noodzakelijk voor schippers om een deel van de lading op Schokland te lossen. Ze konden volgeladen door naar Zwolle. Het project wordt gefinancierd door baten die via tolheffing worden binnengehaald, alsmede landwinning tussen de Zuiderleidam en het ‘vaste land’ boven Genemuiden. Het ‘bakenhuisje’, in de volksmond ‘de Ketting’ speelt een centrale rol. Het is particulier bezit. De eigenaren vinden de geschiedenis, met aan beide zijden de bestaande gebouwen, zeer de moeite waard.
  • 06. De Lichtwachters
    In 1848 was het project gereed, en werd een lichtwachter gezocht. Hendrik Winkel had de beste papieren en werd tot eerste lichtwachter van Kraggenburg benoemd. Eind december 1848 betrok hij met vrouw en kinderen een woning aan het einde van de zuidelijke leidam. De eerste ‘burchtheer’ van Kraggenburg verdiende zeven gulden per week en had vrij wonen.

    De werkzaamheden van Hendrik bestonden uit het ontsteken van de lichten op de leidammen en lichtwachterswoning. Dat was niet het enige, ook diende hij liggelden te innen van schepen die bij slecht weer hun toevlucht zochten in de vluchthaven. Hij moest ook tol heffen, want de Maatschappij had veel kosten gemaakt. De Rijksoverheid gaf opdracht ieder schip te belasten dat gebruik maakte van het Zwolse Diep. De tol kon ook afgerekend worden bij het eerdergenoemde ‘bakenhuisje’ en de Ketting. Daar werd de ketting strakgetrokken, tot de tol betaald was

  • 07. Tarieven
    Naar huidige maatstaven stelden de tarieven niet veel voor. In die dagen was dat anders, bovendien was het Zwolse Diep altijd vrij van tol geweest

    Geladen zeeschip: 0,20 cent
    Idem met gebroken lading: 0,15 cent
    Idem ongeladen: 0,10 cent
    Geladen binnenschip: 0,03 cent

    Havengebruik bij slecht weer, voor vijf etmalen.

    Schepen van 606 tot 20 ton: 0,50 cent
    Schepen van 25 tot 10 ton: 0,25 cent
    Schepen minder dan 10 ton: 0,15 cent

    Voor gebruik van het jaagpad over de zuidelijke dam, diende de schipper 0,25 cent per trekdier te betalen.

    Naast het innen van de penningen, beheerde lichtwachter ook een winkeltje waar schippers en loodsen eenvoudige inkopen konden doen. Ook diende hij zorg te dragen voor alle materialen, en een oogje te houden op mogelijke wandaden van kwaadwillenden.

    Bij de vluchthaven moet ook een stalling voor paarden zijn geweest. Door de geringe breedte van de vaargeul tussen de leidammen, was het lastig laveren. Bij tegenwind werd gebruik gemaakt van paardenkracht om de schepen over het jaagpad richting Zwartsluis te trekken.

  • 08. Ontslag
    Tot 1856 bleef Hendrik de Winkel lichtwachter op Kraggenburg. Om z’n taken te verlichten wilde Hendrik graag meer verdienen en een knechtje in dienst nemen. Dat werd niet gehonoreerd.

    Het slechte onderhoud van woning en leidammen leidde er uiteindelijk toe dat hij om ontslag verzocht. Waarschijnlijk speelde de strenge winter van 1854-1855, gevolgd door een zware storm, een doorslaggevende rol. Om het vege lijf te redden diende hij noodmaatregelen te treffen voor z’n gezin. Dat was de druppel.

  • 09. Laatste Lichtwachters
    Eén van de laatste lichtwachters was Casper Kombrink (1902-1911). Zijn nazaten wonen nog altijd in Kraggenburg, de Casper Kombrinkstraat is naar hem vernoemd.

    Onder de titel ‘De Zeeburcht’, schreef Lammert Kombrink, een zoon van Casper, een boek over de geschiedenis van Oud-Kraggenburg. De laatste lichtwachter was Barend Kroeze (1911-1920).

    Van 1920 tot de inpoldering van de Noordoostpolder heeft Oud-Kraggenburg geen vaste bewoner meer gekend. De bakens werden geautomatiseerd, vanaf Genemuiden werden ze regelmatig gecontroleerd door de bakenwachter.

  • 10. Eenzaam en gevaarlijk
    Hoe paradijselijk en romantisch het wonen op Kraggenburg ook mag lijken, in vroeger dagen was het leven er eenzaam en niet van gevaar ontbloot.

    Zware stormen en kruiend ijs zorgden voor levensgevaarlijke situaties, waarbij bewoners doodsangsten uitstonden en soms ternauwernood door een te hulp schietende schipper van de terp werden gehaald. Begin 1875 nam Rijkswaterstaat het beheer over en schafte de tolheffing af. Om beter bestand te zijn tegen extreme weersinvloeden, werd in 1877 de terp opgehoogd naar 4,5 meter boven NAP, en een nieuwe woning met zinken dak gebouwd.

    Dit nieuwe Kraggenburg kreeg door de ‘lichtopstand’ op het dak, het aanzien van een vuurtoren. Dit is tot op de dag van vandaag zo gebleven.

  • 11. De nieuwe tijd
    Toen in 1940 de dijk rondom de Noordoostpolder werd gesloten, doofde het licht van Kraggenburg. In 1942 werden de leidammen grotendeels verwijderd. Stenen werden gebruikt voor de versterking van de polderdijken. De sporen van de dammen zijn nog altijd terug te vinden in het landschap. De glooiende akker van Zwartemeerweg 62, en de akkers rondom Oud-Kraggenburg zijn hiervan het tastbare bewijs. Na de vondst van aardewerk, scherven en pijpenkopjes, ontstond het idee de geschiedenis van deze plek opnieuw onder de aandacht te brengen.

    De lichtwachterswoning bleef behouden, geheel omsloten door land, en kreeg de naam Oud-Kraggenburg. Vanaf 1943 verhuurde de ‘Dienst der Domeinen’ de woning aan de familie Bergman, en later aan de familie Pluister. Vanwege de hoge onderhoudskosten overwoog Domeinen begin jaren zeventig, de woning af te breken. Omdat Oud Kraggenburg in 1969 de status van Rijksmonument had verworven, ging dat niet door. Uiteindelijk werd de lichtwachterswoning in 1971 verkocht aan de familie Pluister. Sindsdien is het particulier bezit. Nieuwe eigenaren hebben de woning ingrijpend gerenoveerd en aangepast aan de eisen van de huidige tijd.

  • 12. Onderweg naar morgen
    Oud Kraggenburg is ‘een eiland’ in het land, hoog verheven boven akkers en fietspad, en ver verwijderd van doorgaande wegen. De basaltdijken rond de terp vormen een beschermende vesting rond de ‘schilderachtige’ woning met z’n witte topgevel en groene luiken.

    Wie aan komt fietsen of wandelen, ziet op de rand van het dak een gietijzeren klok die dienst heeft gedaan als mistbel. De vuurtoren met z’n rode dak is van ver zichtbaar. Binnenshuis is de waterput een bijzonder detail. Ook de tuin bevat een waterput. Als communicerende vaten staan ze met elkaar in verbinding.

    Staand op de terp, en uitkijkend over het landschap, blijf je je verbazen over de schoonheid en weidsheid van het uitzicht.
    Tijdens ‘Open Monumentendag’ en het ‘Uit Je Tent’ weekend, is Oud Kraggenburg opengesteld voor publiek en vertellen bewoners over de geschiedenis van deze prachtige plek.

Copyright 2023-2024 Zuiderkrib - 
Webdesign by Waves & Woods
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram